Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Rol van LDL als belangrijkste lipide CHD risicofactor in twijfel getrokken

Literatuur - Eliasson B, Gudbjörnsdottir S, Zethelius B, et al.; on behalf of the NDR - Eur J Prev Cardiol. 2013 Jun 17


LDL-cholesterol versus non-HDL-to-HDL-cholesterol ratio and risk for coronary heart disease in type 2 diabetes.

 
Eliasson B, Gudbjörnsdottir S, Zethelius B, et al.; on behalf of the NDR.
Eur J Prev Cardiol. 2013 Jun 17 [Epub ahead of print]
 

Achtergrond

De voordelen van het verlagen van LDL-c voor risicoreductie van coronaire vaatziekte (CHD) zijn bekend, en richtlijnen raden een primair behandeldoel aan van <2.5 mmol/L LDL in patiënten met diabetes bij laag CHD risico, en LDL<1.8 mmol/L bij zeer hoog CHD risico. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen die suggereren dat non--HDL-c [1-8] en de non-HDL:HDL-ratio [9,10] sterkere voorspellers van CHD zijn dan LDL in de algemene bevolking.
De omgekeerde relatie tussen HDL-c en CHD risico zijn veelvuldig beschreven, inclusief een opsplitsing voor patiënten met verhoogd, gemiddeld of laag LDL [11]. Richtlijnen hebben deze HDL doelstellingen verwerkt, ondanks dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor een specifieke HDL-c waarde die als doelstelling van therapie moet worden beschouwd.
Deze studie vergeleek het klinisch nut van LDL met non-HDL, HDL en de non-HDL:HDL-ratio, ten aanzien van de voorspellende waarde voor CHD risico, in een grote observationele studie met 46786 patiënten met type 2 diabetes. Patiënten werden gevolgd totdat een CHD op trad, of de dood, of de einddatum van de studie.
 

Belangrijkste resultaten

  • 2590 niet-fatale of fatale CHD events traden op, in 193182 persoonsjaren in een gemiddelde follow-up tijd van 5.8 jaar.
  • HR voor fataal/niet-fataal CHD steeg bij hogere baseline kwartielen 2-4 ten opzichte van kwartiel 1, voor non-HDL, HDL en non-HDL:HDL (P<0.001 voor allen).
  • Mathematische constructie van polynomische splines van 6-jarig absolute CHD rates met stijging van baseline lipidewaarden lied alleen een stijging in CHD rate zien bij LDL>3 mmol/L, en een nog sterkere stijging  boven de 3.5 mmol/L. In de non-HDL spline steeg CHD rate progressief vanaf de laagste niveaus, en duidelijker vanaf 4 mmol/L. De CHD rate verlaagde progressief vanaf de laagste HDL-waarde (0.5 mmol/L), hetgeen afvlakte bij de hoogste niveaus > 2.5 mmol/L. Non-HDL:HDL liet een lineaire CHD-stijging zien vanaf de laagste niveaus, over de hele breedte.
  • Afname van baseline HDL of geüpdate HDL met 1 SD (0.4 mmol/L) gaf een gecorrigeerde HR voor CHD van 1.14-1.17 (P<0.001). Correctie voor LDL gaf HR: 1.13-1.16, en HR: 1.08-1.13 na verdure corrective voor niet-HDL.
  • De 40097 patiënten zonder geschiedenis van CVD lieten een vergelijkbaar beeld zien als de 6689 patiënten met een CVD-geschiedenis, ten aanzien van het CHD risico per kwartiel van baseline LDL. Alleen kwartiel 4, en kwartiel 3 bij degenen zonder eerder CVD, hadden een significant hoger risico dan kwartiel 1.
 

Conclusie

Deze observationele studie trekt de huidige rol van LDL als de belangrijkste CHD risicofactor onder de bloedlipiden in behandelrichtlijnen in twijfel. De bijna lineaire splines voor CHD met non-HDL:HDL, in vergelijking met de niet-lineaire splines voor LDL, tonen aan dat non-HDL:HDL is mogelijk een betere risicomarker, met name wanneer LDL<3 mmol/L, waar LDL niet meer differentieert voor CHD risico, en non-HDL:HDL dit wel doet.
 

Referenties

1. Third report of the National Cholesterol Education Program (NCEP) Expert Panel on Detection, Evaluation, and Treatment of High Blood Cholesterol in Adults (Adult Treatment Panel III). Circulation 2002; 106: 3143–3421.
2. The Task Force for the European Society of Cardiology (ESC) and European Atherosclerosis Society (EAS). ESC/EAS Guidelines for the management of dyslipidaemias. Eur Heart J 2011; 32: 1769–1818.
3. Simon A, Chironi G, Gariepy J, et al. Differences between markers of atherogenic lipoproteins in predicting high cardiovascular risk and subclinical atherosclerosis in asymptomatic men. Atherosclerosis 2005; 179: 339–344.
4. Ndumele CE, Matsushita K, Astor B, et al. Apolipoproteins do not add prognostic information beyond lipoprotein cholesterol measures among individuals with obesity and insulin resistance syndromes: The ARIC study. Eur J Prev Cardiol. October 29 2012.
5. Frontini MG, Srinivasan SR, Berenson G, et al. Utility of non-high-density lipoprotein cholesterol versus other lipoprotein measures in detecting subclinical atherosclerosis in young adults (The Bogalusa Heart Study). Am J Cardiol 2007; 100: 64–68.
6. Orakzai SH, Nasir K, Blaha M, et al. Non-HDL cholesterol is strongly associated with coronary artery calcification in asymptomatic individuals. Atherosclerosis 2009; 202: 289–295.
7. Toth PP, Simko RJ, Rao Palli S, et al. The impact of serum lipids on risk for microangiopathy in patients with type 2 diabetes mellitus. Cardiovasc Diabet 2012; 11: 109–119.
8. Brunzell JD, Davidson M and Furberg CD. Lipoprotein management in patients with cardiometabolic risk. J Am Coll Cardiol 2008; 51: 1512–1524.
9. Ingelsson E, D’Agostino RB, Vasan RS, et al. Clinical utility of different lipid measures for prediction of coronary heart disease in men and women. JAMA 2007; 298: 776–785.
10. Nam B-H, Kannel WB and D’Agostino RB. Search for an optimal atherogenic lipid risk profile: From the Framingham Study. Am J Cardiol 2006; 97: 372–375. deGoma EM, Leeper NJ and Heidenreich PA. Clinical significance of high-density lipoprotein cholesterol in patients with low low-density lipoprotein cholesterol. J Am Coll Cardiol 2008; 51: 49–55.
 

Klik door naar dit artikel op Pubmed

Deel deze pagina met collega's en vrienden: