Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Sitagliptine en liraglutide effectief bij patiënten met onvoldoende gecontroleerde type 2 DM

Literatuur - Charbonnel B, Steinberg H, Eymard E, et al. - Diabetologia. 2013 Apr 19. [Epub]


Efficacy and safety over 26 weeks of an oral treatment strategy including sitagliptin compared with an injectable treatment strategy with liraglutide in patients with type 2 diabetes mellitus inadequately controlled on metformin: a randomised clinical trial.

Charbonnel B, Steinberg H, Eymard E, et al.
Diabetologia. 2013 Apr 19. [Epub]
 

Achtergrond

Voor de meeste patiënten met type 2 diabetes mellitus is metformine de aanbevolen eerstelijns bloedglucoseverlagende therapie [1]. Tijdens de progressie van de ziekte zijn aanvullende bloedglucoseverlagende middelen vaak nodig om glykemische controle te bereiken en / of te behouden [2, 3]. Er is een grote behoefte aan vergelijkend onderzoek naar de effectiviteit van mogelijke vervolgstappen van verdere glucoseverlagende therapie bovenop metformine [1]. Incretine-gebaseerde therapieën, dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers en glucagon-like peptide-1 receptor agonisten (GLP-1RAs) zijn relatief nieuwe bloedglucoseverlagende middelen in het therapeutisch arsenaal voor clinici [4]. Strategieën om behandeling te intensiveren omvatten opeenvolgende toevoeging van bloedglucoseverlagende middelen of omhoog titreren of het optimaliseren van de dosis als een glycemisch doel niet wordt gehaald.
Deze studie vergeleek de werkzaamheid en veiligheid van behandelingsstrategieën op basis van orale versus injecteerbare incretine-gebaseerde bloedglucoseverlagende middelen bij patiënten met diabetes mellitus type 2 die onvoldoende glykemische controle hadden op metformine monotherapie. De strategie gebaseerd op orale behandeling voegde sitagliptine toe aan metformine monotherapie en vervolgens, als het glycemische doel niet werd bereikt, werd een sulfonylureum middel toegevoegd. De injectie-gebaseerde strategie voegde liraglutide toe aan metformine monotherapie en vervolgens, als het glycemische doel niet werd bereikt, werd de dosis van liraglutide opgetitreerd. 653 patiënten (baseline HbA1c = 8,2% [66 mmol / mol]) werden gerandomiseerd in 111 centra in 21 landen in een 1:1 verhouding naar een ​​strategie met orale middelen (startend met sitagliptine 100 mg / dag) of een strategie met het injecteerbare middel liraglutide vanaf een dosis van 0,6 mg / dag, verhoogd naar 1,2 mg / dag na 1 week.

 
Belangrijkste resultaten

  • Voor de per-protocol (PP) populatie werd de bloedglucoseverlagende therapie geïntensiveerd in week 12 in 50,2% van de patiënten in de orale strategiegroep en 28,5% in de injecteerbare strategiegroep.
  • HbA1c daalde gedurende 26 weken in beide behandelingsstrategiegroepen, met een grotere initiële reductie in week 12 in de injecteerbare strategiegroep.
  • De LS gemiddelde verandering van HbA1c in week 26 was -1,3% [95% BI: -1,4, -1,2) in de orale strategiegroep en -1,4% [95% BI: -1,5, -1,3] in de injecteerbare strategie groep, wat overeenkwam met het non-inferioriteit criterium.
  • Het percentage patiënten met een HbA1c <7,0% (53 mmol / mol) in week 26 was lager in de orale strategie groep dan in de injecteerbare strategie-groep (62,8 versus 72,3%, respectievelijk; verschil in proporties [95% BI]: -9,5 % [-17,4, -1,5]).
  • Het percentage patiënten met een HbA1c <6,5% (48 mmol / mol) in week 26 was 33,8% in de orale strategiegroep en 38,3% in de injecteerbare strategiegroep (verschil in proporties [95% BI]: -4,5% [- 12,7, 3,7]).
  • Beide behandelingen werden over het algemeen goed verdragen; bij de orale strategie werd hypoglykemie vaker gemeld, terwijl bij de injecteerbare strategie misselijkheid, braken, diarree en buikpijn vaker werden gemeld. 
 

Conclusie

Deze studie vergeleek twee veelgebruikte vervolgstappen van verdere glucose-verlagende therapie bovenop metformine, gebaseerd op incretine-gebaseerde middelen, en toonde vergelijkbare HbA1c werkzaamheid en goede verdraagbaarheid van zowel een orale als een injecteerbare behandelingsstrategie.
 

Referenties

1. Inzucchi SE, Bergenstal RM, Buse JB et al (2012) Management of hyperglycaemia in type 2 diabetes: a patient-centered approach. Position statement of the American Diabetes Association (ADA) and the European Association for the Study of Diabetes (EASD). Diabetologia 55:1577–1596
2.Turner RC, Cull CA, Frighi V, Holman RR (1999) Glycemic control with diet, sulfonylurea, metformin, or insulin in patients with type 2 diabetes mellitus: progressive requirement for multiple therapies (UKPDS 49). UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. JAMA 281:2005–2012
3. Kahn SE, Haffner SM, Heise MA et al (2006) Glycemic durability of rosiglitazone, metformin, or glyburide monotherapy. N Engl J Med 355:2427–2443
4. Mudaliar S, Henry RR (2012) The incretin hormones: from scientific discovery to practical therapeutics. Diabetologia 55:1865–1868 

 

Klik door naar dit artikel op Pubmed

Deel deze pagina met collega's en vrienden: