Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

ApoA-I niet superieur aan HDL-c voor voorspellen coronaire hartziekte

Literatuur - Van Capelleveen JC, et al, JAHA 2017

Association of High-Density Lipoprotein-Cholesterol Versus Apolipoprotein A-I With Risk of Coronary Heart Disease: The European Prospective Investigation Into Cancer-Norfolk Prospective Population

Study, the Atherosclerosis Risk in Communities Study, and the Women’s Health Study

 
van Capelleveen JC, Bochem AE, Boekholdt M, et al.

JAHA 2017, Epub ahead of print
 

Introductie en methoden

Omdat Mendeliaanse studies geen causale associatie tussen HDL-c niveaus en coronaire hartziekte (CHD) kunnen aantonen [1] en omdat farmacologische HDL-c stimulatie geen effect kan laten zien in mensen [2-4], ontstond de hypothese dat HDL-c zelf mogelijk geen causaal beschermend effect heeft tegen atherosclerose-ontwikkeling en dat andere parameters die de fysieke structuur en rol van HDL reflecteren mogelijk een relevantere voorspeller zijn voor CHD.
Bijvoorbeeld apolipoproteine A-I (apoA-I), wat de grootste component van HDL-c deeltjes is. Prospectieve studies die de associatie van apoA-I en HDL-c met CHD risico bestuderen, tonen echter tegenstrijdige data [5,6]. Dit is mogelijk te wijten aan de complexe relatie tussen de twee parameters, wat moeilijk van elkaar te scheiden is in conventionele regressiemodellen.
 
Daarom is een nieuwe benadering gebruikt in deze studie, waarbij HDL-c en apoA-I niveaus werden ingedeeld in kwartielen in een 4x4 model. Vervolgens werd de associatie van apoA-I niveaus met CHD risico, alsmede met CHD risicofactoren bepaald binnen de vier HDL-c kwartielen, en andersom. Dit werd gedaan met gebruik van een gedeelte van het ‘European Prospective Investigation into Cancer (EPIC) Norfolk cohort’ (Verenigd koninkrijk, n=17.661) en validatie werd uitgevoerd met een gedeelte van het ‘Atherosclerosis Risk in Communities’ (ARIC) cohort’ (n=15.494) en de ‘Women’s Health Study’ (WHS, n=27.552). Risicofactoren waren leeftijd, mannelijk geslacht, BMI, HbA1c, niet-HDL-c, triglyceriden, ApoB, systolische bloeddruk (SBP), c-reactief proteïne (CRP), metabool syndroom en alcoholinname.
 

Belangrijkste resultaten

  • 12.6% van het EPIC-Norfolk cohort kreeg een CHD event.
  • HR voor CHD hoogste versus laagste HDL-c kwartiel was 0.34 (95% CI 0.30-0.39, P trend <0.001). Volledig gecorrigeerd was dit 0.69 (95% CI 0.59-0.80, P trend < 0.001).
  • HR voor CHD hoogste versus laagste apoA-I kwartiel was 0.55 (95% CI 0.49-0.62, P trend < 0.001). Volledig gecorrigeerd was dit 0.75 (95% CI 0.66-0.86, P trend < 0.001).
  • In bijna de helft van de patiënten kwamen HDL-c en apoA-I kwartiel niet overeen.
  • Binnen iedere apoA-I kwartiel was een hoger HDL-c niveau geassocieerd met lager CHD risico. In tegenstelling was binnen ieder HDL-c kwartiel geen consistente associatie tussen apoA-I en CHD risico. Er werd zelfs een trend naar hoger CHD risico met hogere apoA-I niveaus gezien in de middelste kwartielen.
  • HDL-c niveaus binnen apoA-I kwartielen waren omgekeerd geassocieerd met CHD risicofactoren (allen P<0.001). Voor apoA-I niveaus binnen HDL-c kwartielen was dit echter tegenovergesteld: er was een positieve associatie met leeftijd, vrouwelijk geslacht, BMI, HbA1c, niet-HDL-c, triglyceriden, apoB, SBP en CRP (allen P<0.001).
  • Validatie met de ARIC studie (19.3% CHD events) toonde vergelijkbare resultaten voor CHD risico. Significante trends werden gezien voor de meeste HDL-c en apoA-I kwartielen met CHD risicofactoren: percentage man, BMI, niet-HDL-c, triglyceriden, ApoB, SBP en metabool syndroom.
  • Validatie met de WHS studie werd gedaan met tertielen vanwege het lage aantal CHD events (3.9%), en ook hier werden vergelijkbare resultaten verkregen.
 

Conclusie

In het EPIC-Norfolk cohort waren HDL-c en apoA-I sterk en omgekeerd geassocieerd met CHD risico. Deze associaties waren echter niet uitwisselbaar, omdat apoA-I niveaus geen vergelijkbare trend lieten zien binnen HDL-c kwartielen, terwijl dit omgekeerd wel zo was. Daarom verschaffen apoA-I niveaus geen betere voorspellende informatie boven HDL-c. In tegelstelling, een onverwachte trend werd zelfs gezien naar een hoger risico bij sommige apoA-I kwartielen. Dit werd ondersteund door de positieve associatie van apoA-I niveaus met CHD risicofactoren binnen alle HDL-c kwartielen. Deze observaties werden bevestigd met twee onafhankelijke cohorten, wat biologische relevante associaties suggereert.
 
Vind deze publicatie online op JAHA
 

Referenties

1. Voight BF, Peloso GM, Orho-Melander M, et al. Plasma HDL cholesterol and risk of myocardial infarction: a Mendelian randomisation study. Lancet. 2012;380:572–580.
2. Boden WE, Probstfield JL, Anderson T, Chaitman BR, Desvignes-Nickens P,
Koprowicz K, McBride R, Teo K, Weintraub W. Niacin in patients with low HDL cholesterol levels receiving intensive statin therapy. N Engl J Med. 2011;365:2255–2267.
3. Schwartz GG, Olsson AG, Abt M, Ballantyne CM, Barter PJ, Brumm J, Chaitman BR, Holme IM, Kallend D, Leiter LA, Leitersdorf E, McMurray JJ, Mundl H, Nicholls SJ, Shah PK, Tardif J-C, Wright RS. Effects of dalcetrapib in patients with a recent acute coronary syndrome. N Engl J Med. 2012;367:2089–2099.
4. Lincoff AM, Nicholls SJ, Riesmeyer JS, et al, Evacetrapib and cardiovascular outcomes in high-risk vascular disease. N Engl J Med. 2017;376:1933–1942.
5. Stampfer MJ, Sacks FM, Salvini S, Willett WC, Hennekens CH. A prospective study of cholesterol, apolipoproteins, and the risk of myocardial infarction. N Engl J Med. 1991;325:373–381.
6. Emerging Risk Factors Collaboration, Di Angelantonio E, Gao P, Pennells L, et al. Lipid-related markers and cardiovascular disease prediction. JAMA. 2012;307:2499–2506.
 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: