Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Korte tijd tot furosemidebehandeling verhoogt overleving bij acuut hartfalen

Literatuur - Matsue Y, et al, JACC 2017

Time-to-Furosemide Treatment and Mortality in Patients Hospitalized With Acute Heart Failure

 
Matsue Y, Damman K, Voors AA, et al. 
J Am Coll Cardiol 2017;69:3042-3051.
 

Introductie en methoden

Recente richtlijnen voor hartfalen (HF) leggen de nadruk op het belang van snelle diagnose en behandeling van patiënten die met acuut HF (AHF) de spoedeisende hulp (SEH) binnen komen. Dit is gebaseerd op retrospectieve data die aantonen dat de effectiviteit van elke interventie/behandeling in deze setting mogelijk tijdsafhankelijk is [1-5].
 
In de huidige analyse van het multicenter REALITY-AHF register werd de associatie tussen tijd tot behandeling en klinische uitkomst prospectief geëvalueerd bij patiënten die met AHF op de SEH komen. Op deze manier werd de prognostische impact van tijd tot behandeling van AHF in de acute fase bepaald.
De AHF diagnose werd gebaseerd op de Framingham criteria. De primaire voorgespecificeerde uitkomst was deur-tot-furosemide (D2F) tijd, gedefinieerd als de tijd vanaf aankomst op de SEH tot de eerste intraveneuze furosemide toediening. Patiënten werden onderverdeeld in vroege en niet-vroege behandelgroepen, waarbij een afkapwaarde van 60 minuten werd gebruikt. Het primaire eindpunt was sterfte door alle oorzaken in het ziekenhuis.
 

Belangrijkste resultaten

  • Van de 1291 patiënten kregen 481 (37.3%) vroege behandeling en 810 (62.7%) niet-vroege behandeling. De mediane D2F tijd was 90 minuten (IR 36-186 minuten).
  • Aankomst met ambulance en de aanwezigheid van verschijnselen en symptomen van congestie, waaronder orthopneu, veneuze opgezette halsaders, ARB voorschrift bij opname en een hoge hartfrequentie, waren onafhankelijk geassocieerd met een korte D2F tijd.
  • De vroege behandelgroep had een iets lagere 'Get With the Guidelines-Heart Failure' risicoscore (GWTG-HF, gebaseerd op ras, leeftijd, systolische bloeddruk, hartfrequentie, bloed stikstofniveaus, natriumniveaus en aanwezigheid van chronische obstructieve pulmonaire ziekte) dan de niet-vroege behandelgroep.
  • Hoewel in beide groepen de mortaliteitsfrequentie toenam wanneer de GWTG-HF risicoscore toenam (P trend <0.05 in beide groepen) werd er in alle kwartielen consistent een lagere mortaliteitsfrequentie gezien in de vroege behandelgroep dan in de niet-vroege behandelgroep, waarbij het absolute risicoverschil toenam bij toename van de GWTG-HF risicoscore (P trend=0.027).
  • Vroege behandeling werd geassocieerd met een lagere mortaliteit in het ziekenhuis, zowel in univariaat analyse (OR 0.36, 95% CI 0.21-0.62, P<0.001) als na correctie voor GWTG-HF risicoscore (OR 0.42, 95% CI 0.24-0.72, P<0.001).
  • In multivariabele analyse werd er geen significante interactie tussen vroege behandeling en GWTG-HF risicoscore gezien op mortaliteit in het ziekenhuis (P interactie=0.916), noch met een van de congestiesymptomen, aankomst met of zonder ambulance of geslacht (P interactie >0.3 voor allen).
  • De associatie tussen vroege behandeling en mortaliteit in het ziekenhuis was niet significant verschillend tussen patiënten met (OR 0.43, 95% CI 0.19-1.00, P=0.051) of zonder voorgeschiedenis met HF (OR 0.34, 95% CI 0.11-1.03, P=0.057, P interactie=0.738).
  • In een sensitiviteitsanalyse bleef de associatie tussen log D2F tijd en mortaliteit in het ziekenhuis significant (OR 1.31, 95% CI 1.04-1.64, P=0.021 voor het logistische regressiemodel en OR 1.31, 95% CI 1.01-1.71, P=0.045 voor het GEE [generalized estimating equation] model).
  • In de propensityscore-analyse werden 708 patiënten gematcht op basis van propensityscore. Ook hier was de mortaliteit in het ziekenhuis lager in de vroege behandelgroep dan in de niet-vroege behandelgroep (5.9% vs 2.5%, P=0.038, OR 0.41, 95% CI 0.18-0.89, P=0.030).
 

Conclusie

In een prospectieve observationele studie werden patiënten met AHF en ernstige congestieve symptomen op de SEH eerder vroeg behandeld met intraveneuze furosemide en werd behandeling met intraveneuze furosemide binnen 60 minuten onafhankelijk geassocieerd met een betere overleving in het ziekenhuis.
 
Vind deze publicatie online op JACC
 

Referenties

1. Mebazaa A, Pang PS, Tavares M, et al. The impact of early standard therapy on dyspnoea in patients with acute heart failure: the URGENT dyspnoea study. Eur Heart J 2010;31:832–41.
2. Maisel AS, Peacock WF, McMullin N, et al. Timing of immunoreactive B-type natriuretic peptide levels and treatment delay in acute decompensated heart failure: an ADHERE (Acute Decompensated Heart Failure National Registry) analysis. J Am Coll Cardiol 2008;52:534–40.
3. Peacock WF, Emerman C, Costanzo MR, et al. Early vasoactive drugs improve heart failure outcomes. Congest Heart Fail 2009;15:256–64.
4. Ponikowski P, Voors AA, Anker SD, et al. 2016 ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure. Eur J Heart Fail 2016;18:891–975.
5. Mebazaa A, Yilmaz MB, Levy P, et al. Recommendations on pre-hospital & early hospital management of acute heart failure: a consensus paper from the Heart Failure Association of the European Society of Cardiology, the European Society of Emergency Medicine and the Society of Academic Emergency Medicine. Eur J Heart Fail 2015;17:544–58. 
 


Deel deze pagina met collega's en vrienden: