Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Hartfalen bij diabetes: consequenties voor diagnostiek en therapie

Nieuws - 4 apr. 2017

Prof. dr. Arno Hoes - hoogleraar Klinische Epidemiologie en Huisartsgeneeskunde, Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde

Tijdens deze meeting nam prof. dr. Arno Hoes het publiek mee van prognose tot therapie bij patiënten met zowel hartfalen als diabetes. Zijn er verschillen tussen hartfalen met of zonder diabetes? Over dit onderwerp is eind 2016 een position statement van de ESC Heart Failure Association (HFA) gepubliceerd, maar deze versie is offline gehaald. Het is onbekend of deze ooit nog verschijnt, aldus Hoes.
De relatie tussen diabetes en hartfalen is het resultaat van activatie van allerlei processen in het lichaam van diabetespatiënten, die een negatieve invloed op het hart hebben. Hoes noemde dit het ‘cardiodiabetic continuum’. Dit heeft als gevolg dat de incidentie van allerlei soorten hart- en vaatziekten hoger is bij patiënten met diabetes ten opzichte van personen zonder diabetes. Daarnaast toonde een screening van 605 Zeeuwse diabetespatiënten ≥60 jaar aan, dat ook de prevalentie van hartfalen bij diabetespatiënten hoog is; hoewel 96% van de patiënten voor de screening onbekend was met hartfalen, bleek 28% van de patiënten dit toch te hebben. Hiervan hadden de meesten hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF, 23%) en een klein gedeelte (5%) had hartfalen met verminderde ejectiefractie (HFrEF). Ook werd bij deze screening opgemerkt dat de prevalentie van zowel HFpEF als HFrEF hoger bleek naarmate men ouder was.
Het stellen van een diagnose bij mogelijk hartfalen bij diabetespatiënten verschilt niet van bij niet-diabetespatiënten. Uit aanvullende analyses van de Zeeuwse diabetesstudie (nog niet gepubliceerd) bleek dat hartfalen zeer goed voorspeld kan worden aan de hand van anamnese en voorgeschiedenis, waarbij de ‘area under the curve’ (AUC) 0.82 (95% CI 0.79-0.86) was, en dat deze voorspelling zelfs nog beter werd (AUC 0.86, 95% CI 0.83-0.89) wanneer NT-proBNP waardes en ECG uitslagen werden geïncludeerd.
Zoals verwacht is de prognose wanneer een diabetespatiënt ook hartfalen heeft, slechter dan wanneer de patiënt dit niet heeft. Daarnaast hadden diabetespatiënten met HFrEF uit de Zeelandstudie een aanzienlijk slechtere prognose dan patiënten met HFpEF. Ook was de prognose voor HFpEF-patiënten iets minder goed dan deze van patiënten zonder hartfalen. Hoes wees erop dat de uitkomsten van de Zeelandstudie belangrijk zijn: dit zijn geen resultaten uit een studie met inclusiecriteria, maar van hartfalen dat is gediagnosticeerd tijdens een screening van ‘real-world’ patiënten.
Medicatie voor hartfalen is niet anders voor patiënten met diabetes dan voor patiënten zonder diabetes. In dit kader toonde Hoes enkele gepubliceerde subgroepanalyses met betrekking tot hartfalenmedicatie bij diabetes- en niet-diabetespatiënten. Hierbij benadrukte hij dat men uit moet kijken met het interpreteren van dit soort subgroepanalyses, omdat de power vaak ontbreekt bij deze kleine groepen. Rekening houdend met deze uitspraak, kan volgens Hoes gezegd worden dat alle standaard hartfalentherapieën zoals diuretica, ACE-remmers en mineralocorticoïd receptor antagonisten (MRA’s) even effectief zijn in beide groepen en dat bètablokkers wellicht iets minder effectief zijn bij diabetespatiënten, maar dat dit niet betekent dat ze niet gegeven moeten worden.
Anderzijds dient antidiabetesmedicatie mogelijk wel aangepast te worden wanneer een diabetespatiënt hartfalen heeft. Thiazolidinedionen (TZD’s) moeten bijvoorbeeld niet worden voorgeschreven bij deze patiënten, omdat deze kunnen resulteren in vochtophoping en meer hartfalen. Daarnaast moet men oppassen met insuline en sulfonylureumderivaten wegens hypoglycemie, maar kan metformine gewoon gebruikt worden. Verder zijn de meningen nog verdeeld over de wijsheid van gebruik van DPP-4 remmers, GLP1-agonisten en SGLT2-remmers bij hartfalen.
Tot slot was de vraag of het zinvol is om beter te screenen voor patiënten met zowel diabetes als hartfalen. Immers hebben de meesten van hen HFpEF en hier is nog geen effectieve therapie voor. Aan de andere kant hebben deze patiënten wel een slechtere prognose dan wanneer ze geen hartfalen hebben en hebben zij wellicht het recht dit te weten. Teleurstellend is dat wereldwijd de richtlijnen over cardiovasculaire aandoeningen bij diabetespatiënten erg limiterend zijn. Dit in tegenstelling tot andere comorbiditeiten, zoals afwijkingen aan de ogen en voeten, aldus Hoes.  


  Slides • 22-3-2017

Hartfalen bij diabetes: consequenties voor diagnostiek en therapie

HF Voorjaarsbijeenkomst 2017 Bekijk de presentatie van prof. dr. Arno Hoes (Julius Center for Health Sciences and Primary Care, Utrecht) gehouden tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Werkgroep Hartfalen 2017.

Download het volledige verslag


  Meeting report • 4-1-2017 • Meeting report

Hartfalen voorjaarsbijeenkomst 2017

Hartfalen voorjaarsbijeenkomst 2017  Lees het verslag, bekijk filmpjes over en de slides van presentaties gehouden op de voorjaarsbijeenkomst van de werkgroep hartfalen ' HARTFALEN: CO-MORBIDITEITEN EN EXPERTISE ', gehouden op 9 maart in Amersfoort.


 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: