Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Overdiagnose hartfalen door huisartsen

Literatuur - Valk MJ et al., BJGP 2016

 

Overdiagnosis of heart failure in primary care: a cross-sectional study
 

Valk MJ, Mosterd A, Broekhuizen BDL, et al.
British Journal of General Practice 2016; published online ahead of print
 

Achtergrond

Hartfalen (HF) met verminderde ejectiefractie (HFrEF) wordt gedefinieerd als symptomen en/of tekenen die suggestief zijn voor HF met een ≤45% linker ventriculair ejectiefractie (LVEF). De morbiditeit en mortaliteit die hieruit voortvloeit, kan onder controle worden gehouden met farmacologische middelen, speciale apparatuur en HF programma’s [1].
HF met behouden ejectiefractie (HFpEF) wordt gedefinieerd als symptomen en/of tekenen die suggestief zijn voor HF met een ≥45% LVEF en een abnormale echocardiografische structuur of functie. Een echte behandelmethode voor deze patiënten is er nog niet maar symptomen kunnen bestreden worden met diuretica, wanneer deze patiënten vocht vasthouden [1].
Zonder echocardiografie, zoals bij de huisarts, is de diagnose van acuut HF in een vroeg stadium moeilijk. Hierdoor wordt HF vaak onder- en overgediagnosticeerd door huisartsen (HAs) [2-8].
In deze studie werd in 683 patiënten met een door de HA gestelde diagnose HF, gekeken hoe vaak dit een foutieve diagnose was. De diagnose van HF werd daartoe door een expert panel opnieuw gesteld aan de hand van de ESC richtlijnen [1]. Daarnaast werd gekeken welke patiënteigenschappen geassocieerd waren met het doorverwijzen voor echocardiografie.
 

Belangrijkste resultaten

  • Van de 683 patiënten met de diagnose HF, gesteld door de HA, was 79.6% ook onder behandeling bij de cardioloog (n = 544), werd 17.8% opgenomen voor acuut HF, had 69.3% bruikbare natriuretische peptide metingen en had 73.5% echocardiografie ondergaan.
  • Van de 683 patiënten met de HA-diagnose HF, hadden volgens de ESC richtlijnen: 118 patiënten geen HF (17.3%; 95% CI: 14.4 - 20.0), 131 patiënten mogelijk HF (19.2%; 95% CI: 16.3 - 22.2) en 434 patiënten zeker HF (63.5%; 95% CI: 59.9-67.1).
  • Vergeleken met de 544 patiënten die ook onder behandeling van een cardioloog waren, waren de 139 patiënten die alleen onder toezicht van de huisarts stonden: significant ouder: (81.5 vs. 76.9 jaar; P <0.001), hadden ze minder vaak een historie met myocard infarct (10.8 vs. 31.4%; P <0.001), waren ze minder vaak doorverwezen voor echocardiografie (30.9 vs. 84.4%; P <0.001), minder vaak geïndiceerd voor ACE-I of ARB (43.9 vs. 61.8%; P <0.001) en minder vaak voor MRA (15.1 vs. 25.6%; P = 0.009).
  • Lagere leeftijd, voorgeschiedenis met myocard infarct en voorschrijven van ACE-I/ARBs bleken voorspellend voor doorverwijzing voor echocardiografie in een multivariabele analyse.
  • Volgens de ESC richtlijnen hadden 434 patiënten zeker HF. Van deze patiënten hadden 222 HFrEF (32.5%; 95% CI: 30.9 - 34.1%), 207 HFpEF (30.3%; 95% CI: 29.0 - 31.6%), en 5 geïsoleerd hartfalen in de rechter helft (0.7%; 95% CI: 1.2 - 2.6).

Conclusie

Meer dan een derde van de diagnoses HF, gesteld door de huisarts, kon op basis van ESC richtlijnen niet door een expert panel bevestigd worden. Om overdiagnose van hartfalen te voorkomen zou echocardiografie beter beschikbaar moeten worden en zou de gezamenlijke zorg met de cardioloog geoptimaliseerd moeten worden, om op deze manier het gebruik van medicijnen te bevorderen met een betere optitratie van drugs.
 
Vind deze publicatie online op BJGP
 

Referenties

1. McMurray JJ, Adamopoulos S, Anker SD, et al. ESC guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure 2012: the Task Force for the Diagnosis and Treatment of Acute and Chronic Heart Failure 2012 of the European Society of Cardiology. Developed in collaboration with the Heart Failure Association (HFA) of the ESC. Eur J Heart Fail 2012; 14(8): 803–869.
2. Hobbs FD, Korewicki J, Cleland JG, et al. The diagnosis of heart failure in European primary care: The IMPROVEMENT Programme survey of perception and practice. Eur J Heart Fail 2005; 7(5): 768–779.
3. Rutten FH, Moons KG, Cramer MJ, et al. Recognising heart failure in elderly patients with stable chronic obstructive pulmonary disease in primary care: cross sectional diagnostic study. BMJ 2005; 331(7529): 1379.
4. Boonman-de Winter LJ, Rutten FH, Cramer MJ, et al. High prevalence of previously unknown heart failure and left ventricular dysfunction in patients with type 2 diabetes. Diabetologia 2012; 55(8): 2154–2162.
5. van Riet EE, Hoes AW, Limburg A, et al. Prevalence of unrecognized heart failure in older persons with shortness of breath on exertion. Eur J Heart Fail 2014; 16(7): 772–777.
6. van Mourik Y, Bertens LC, Cramer MJ, et al. Unrecognized heart failure and chronic obstructive pulmonary disease (COPD) in frail elderly detected through a near-home targeted screening strategy. J Am Board Fam Med 2014; 27(6): 811–821.
7. Davies M, Hobbs F, Davis R, et al. Prevalence of left-ventricular systolic dysfunction and heart failure in the Echocardiographic Heart of England Screening study: a population based study. Lancet 2001; 358(9280): 439–444.
8. Fonseca C. Diagnosis of heart failure in primary care. Heart Fail Rev 2006;11(2): 95–107.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: