Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Medicatie voor stoppen met roken leidt niet tot meer neuropsychiatrische bijwerkingen

Nieuws - 25 apr. 2016

De resultaten van de grootste klinische studie naar stoppen met roken medicatie ooit gedaan, genaamd EAGLES (Evaluating Adverse Events in a Global Smoking Cessation Study), zijn gepubliceerd in ‘The Lancet’.1
 
EAGLES is een post-authorization/post-marketing klinische studie waar 8.144 volwassen rokers aan hebben meegedaan, uitgevoerd in 16 landen op verzoek van de European Medicines Agency (EMA) en de US Food and Drug Administration (FDA). De studieopzet is ontworpen in samenwerking met EMA en FDA om het risico van optreden van klinisch significante psychiatrische bijwerkingen van varenicline, bupropion en nicotinepleisters te onderzoeken ten opzichte van placebo. Dit is de eerste placebo-gecontroleerde studie op deze schaal die de werkzaamheid van varenicline, bupropion en nicotinepleister direct vergelijkt om rokers te helpen bij het stoppen.
 
De auteurs concludeerden dat de studie geen significante verhoging liet zien in het optreden van psychiatrische bijwerkingen (zoals gedefinieerd in het samengestelde primaire veiligheidseindpunt van de studie) bij gebruik van varenicline, bupropion of nicotinepleister vergeleken met placebo. Ongeveer de helft van de studie deelnemers had een geschiedenis van een psychiatrische aandoening, de andere helft niet.
 
De EAGLES studie had als secundair doel om te kijken naar werkzaamheid, daarom is de abstinentie (onthouding van roken) bepaald (CAR: continuous abstinence rate) bij deelnemers behandeld met varenicline, bupropion of nicotinepleister in vergelijking met placebo gedurende de laatste vier weken van de 12-weekse behandeling. Aanvullend werd ook de lange termijn abstinentie onderzocht voor alle behandelingen in een 12-weekse periode na de behandeling.
De resultaten lieten zien dat deelnemers/patiënten met en zonder een geschiedenis van psychiatrische verschijnselen die behandeld waren met varenicline een significant hogere CAR lieten zien (betere abstinentie) dan die behandeld met bupropion of nicotinepleister gedurende beide tijdsperioden.
Deelnemers/patiënten behandeld met een van de medicatieopties hadden een hogere CAR dan degenen die met placebo waren behandeld.
 
“Klinische richtlijnen adviseren dat de meest effectieve manier om mensen te laten stoppen met roken is om stoppen met roken medicatie te koppelen aan counseling. Hulp bij stoppen met roken wordt echter te weinig ingezet, wat gedeeltelijk te wijten is aan de misperceptie dat stoppen met roken medicatie niet effectief of niet veilig zou zijn”, zo stelt de hoofdonderzoeker Robert M. Anthenelli, MD, hoogleraar Psychiatrie aan de Universiteit van California, San Diego, California (USA). “Deze studie verschaft nieuwe informatie aan artsen om ze te helpen een juiste beslissing te maken voor hun stoppen met roken behandelingen.” 

Het primaire eindpunt van de EAGLES studie was gedefinieerd als het optreden van ten minste één behandeling-geïnduceerde ernstige bijwerking van angst, depressie, abnormaal voelen, of vijandigheid en/of het optreden van ten minste één behandeling-geïnduceerde matige of ernstige bijwerking van agitatie, aggressie, wanen, hallucinaties,
moorddadige gedachten, manie, paniek, paranoia, psychose, zelfmoordgedachten, suicidaal gedrag en volbrachte suïcide.

De incidentie van het primaire veiligheids eindpunt in patiënten zonder psychiatrische geschiedenis was 1.3% (varenicline), 2.2% (bupropion), 2.5% (nicotinepleister) en 2.4% (placebo). De incidentierates in patienten met een geschiedenis van psychiatrische stoornissen waren 6.5% (varenicline), 6.7% (bupropion), 5.2% (nicotine patch) en 4.9% (placebo). In patiënten zonder psychiatrische voorgeschiedenis waren de varenicline–placebo en bupropion–placebo risicoverschillen (RDs) voor het primaire veiligheidseindpunt respectievelijk −1.28 (95% CI −2.40 tot −0.15) en −0.08 (−1.37 tot 1.21). De RDs voor varenicline-nicotinepleister end bupropion-nicotinepleister vergelijkingen waren respectievelijk 1.07 (−2.21 tot 0.08) en 0.13 (−1.19 tot 1.45). In patiënten met een geschiedenis van psychiatrische stoornissen waren de varenicline–placebo en bupropion–placebo RDs respectievelijk 1.59 (−0.42 tot 3.59) en1.78 (−0.24 tot 3.81); de RDs voor varenicline-nicotinepleister en bupropion-nicotinepleister vergelijkingen waren respectievelijk 1.22 (−0.81 tot 3.25) en 1.42 (−0.63 tot 3.46). In beide patiëntencohorten waren de 95% CIs geassocieerd met deze RDs kleiner dan of inclusief nul. Er waren meer neuropsychiatrische bijwerkingen in het psychiatrische cohort dan in het niet-psychiatrische cohort, in alle behandelarmen, inclusief placebo.
In de gehele trial populatie, was het meest frequente bijwerking per behandelgroep misselijkheid (25%, varenicline), insomnia (12%, bupropion), abnormale dromen (12%, nicotinepleister) en hoofdpijn (10%, placebo).

De varenicline labelling bevat een waarschuwing/boxed warning ten aanzien van ernstige neuropsychiatrische bijwerkingen die zijn gemeld in sommige patiënten die probeerden te stoppen met roken terwijl zij varenicline namen tijdens de post-marketing ervaringen. Sommige patiënten hebben verandering van gedrag laten zien, vijandigheid, agitatie, depressieve stemming, en suïcidale gedachten of handelingen terwijl ze varenicline namen als hulp bij het stoppen met roken. Als de vareniclinepatiënt, hun familie of verzorger een van deze symptomen of gedragingen opmerkt, moeten ze stoppen om varenicline te nemen en direct hun dokter bellen. Zij zouden hun arts moeten vertellen over enige historie van depressie of andere mentale gezondheidsproblemen, welke erger kunnen worden terwijl ze varenicline nemen.
 

Referentie

Anthenelli RM, Benowitz NL, West R, et al. Neuropsychiatric safety and efficacy of varenicline, bupropion, and nicotine patch in smokers with and without psychiatric disorders (EAGLES): a double-blind, randomised, placebo-controlled clinical trial. Lancet 2016; published online April 22

Deel deze pagina met collega's en vrienden: