Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Variatie in bloeddruk en gemiddelde hartslag voorspellen cognitieve stoornis

Literatuur - Böhm M et al., Hypertension 2014

 

Systolic Blood Pressure Variation and Mean Heart Rate Is Associated With Cognitive Dysfunction in Patients With High Cardiovascular Risk

 
Böhm M, Schumacher H, Leong D, et al.,
Hypertension. 2015;65:00-00. DOI: 10.1161/HYPERTENSIONAHA.114.04568
 

Achtergrond

Visit-to-visit variatie in bloeddruk (BP) is mogelijk gerelateerd aan beroerte en cognitieve achteruitgang [1,2]. Van verhoogde rusthartslag (HR) is beschreven dat het gerelateerd is aan cardiovasculaire uitkomsten in hypertensie [3], coronaire hartziekte [4] en hartfalen [5,6]). HR>76 bpm was gerelateerd aan cardiovasculaire mortaliteit in patiënten die een eerste beroerte doormaken, evenals met meer uitgesproken cognitieve achteruitgang na een tweede beroerte [7].
Er is weinig bekend over het effect van systolische BP (SBP) visit-to-vist variatie, gemiddelde HR en HR visit-to-visit variatie op cognitieve achteruitgang. Dit artikel onderzocht daarom het verband tussen gemiddelde on-treatment SBP, SBP-variatie, gemiddelde on-treatment HR en HR-variatie en cognitieve achteruitgang (>5 punten daling in de mini mental state examination (MMSE)) en cognitieve stoornis (<24 punten gedefinieerd als klinisch relevante cognitieve stoornis). Cognitieve verslechtering was gedefinieerd als een daling van de score met >1 punt per jaar of daling tot <24 punten. De gepoolde data van de ONTARGET en de TRANSCEND studies werden geanalyseerd.
 

Belangrijkste resultaten

  • 1857 patiënten (7.6%) lieten cognitieve stoornis, en cognitieve achteruitgang werd gezien in 1176 (4.8%). 1017 patiënten (4.1%) voldeden aan de criteria voor beide eindpunten.
  • In kwintielen van gemiddelde SBP, steeg incidente cognitieve stoornis van 6.0% in het laagste kwartiel tot 9.4% in het hoogste (P<0.0001). Cognitieve achteruitgang werd gezien in 4.0% van de patiënten in het laagste SBP kwintiel, tot 5.7% in het hoogste kwintiel (P=0.0012).
    In kwintielen van SBP-variatiecoëfficient (CV), steeg de frequentie van cognitieve stoornis van 6.3% in het laagste, tot 10.2% in het hoogste kwintiel (P<0.0001), en cognitieve achteruitgang varieerde van 4.1% tot 6.4% (P<0.0001).
    Vergelijkbare stijgingen werden gezien in de frequentie van cognitieve verslechtering in toenemende kwintielen van SBP (7.4 tot 11.2%, P<0.0001) en SBP-CV (7.8 tot 12.1%, P<0.0001).
  • Vergelijkbare toename van de frequentie van cognitieve achteruitgang, stoornis en verslechtering werden gezien in stijgende kwintielen van gemiddelde HR en HR-CV.
  • In een multivariaat model, bleken SBP-CV en gemiddelde HR significante voorspellers van de incidentie van cognitieve stoornis, na correctie voor diverse confounders
    Een OR voor het hebben van cognitieve stoornis voor het hoogste vs. het laagste SBP-CV kwintiel van 1.32 (95%CI: 1.10-1.58, P=0.0029) werd gevonden, en OR: 1.40 (95%CI: 1.18-1.66, P<0.0001) voor het hoogste vs. het laagste HR kwintiel.
  • De gevonden effecten van SBP variatie en hoge gemiddelde HR verschilden niet tussen patiënten die wel of geen beroerte hebben gehad, noch tussen patiënten met en zonder atriumfibrilleren.

Conclusie

Deze resultaten laten zien dat variatie in SBP en gemiddelde HR onafhankelijk gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van cognitieve achteruitgang, incidente cognitieve stoornis en cognitieve verslechtering in hoogrisico patiënten met atherosclerose of na beroerte, of hoogrisico diabetes mellitus. Het effect van gemiddelde SBP op cognitieve functie bleek niet onafhankelijk van traditionele cardiovasculaire risicofactoren. Deze bevindingen wijzen erop dat HR en bloeddrukvariatie mogelijk kunnen helpen bij het inschatten van toekomstig risico van cognitieve problemen.
 
Vind dit artikel online in Hypertension
 

Referenties

1. Pringle E, Phillips C, Thijs L et al; Syst-Eur investigators. Systolic blood pressure variability as a risk factor for stroke and cardiovascular mortality in the elderly hypertensive population. J Hypertens. 2003;21:2251–2257. doi:10.1097/01.hjh.0000098144.70956.0f.
2. Shimbo D, Newman JD, Aragaki AK, et al. Association between annual visit-to-visit blood pressure variability and stroke in postmenopausal women: data from the Women’s Health Initiative. Hypertension. 2012;60:625–
630. doi: 10.1161/HYPERTENSIONAHA.112.193094.
3. Kolloch R, Legler UF, Champion A, et al. Impact of resting heart rate on outcomes in hypertensive patients with coronary artery disease: findings from the INternational VErapamil-SR/trandolapril STudy (INVEST). Eur Heart J. 2008;29:1327–1334. doi: 10.1093/eurheartj/ehn123.
4. Fox K, Ford I, Steg PG, et al; BEAUTIFUL investigators. Heart rate as a prognostic risk factor in patients with
coronary artery disease and left-ventricular systolic dysfunction (BEAUTIFUL): a subgroup analysis of a randomised controlled trial. Lancet. 2008;372:817–821. doi: 10.1016/S0140-6736(08)61171-X.
5. Reil JC, Custodis F, Swedberg K, et al. Heart rate reduction in cardiovascular disease and therapy. Clin Res Cardiol. 2011;100:11–19. doi: 10.1007/s00392-010-0207-x.
6. Böhm M, Swedberg K, Komajda M, et al; SHIFT Investigators. Heart rate as a risk factor in chronic heart failure (SHIFT): the association between heart rate and outcomes in a randomised placebo-controlled trial. Lancet. 2010;376:886–894. doi: 10.1016/S0140-6736(10)61259-7.
7. Böhm M, Cotton D, Foster L, et al. Impact of resting heart rate on mortality, disability and cognitive decline in patients after ischaemic stroke. Eur Heart J. 2012;33:2804–2812. doi: 10.1093/eurheartj/ehs250.
 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: