Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Langere overleving van oudere AF patiënten met antistollingsmiddelen

Literatuur - Wändell PE et al., Age Ageing. 2014

 
Pharmacotherapy and mortality in atrial fibrillation-a cohort of men and women 75 years or older in Sweden

 
Wändell PE, Carlsson AC, Sundquist J, et al.
Age Ageing. 2014 Oct 16. pii: afu153. [Epub ahead of print]
 

Achtergrond

Het jaarlijkse risico op beroerte in patiënten met atriumfibrilleren (AF) neemt sterk toe met de leeftijd, van 1.5% in diegenen tussen 50 en 59, tot 23.5% in diegenen tussen 80 en 89 [1]. Beroertepreventie is daarom erg belangrijk bij ouderen. Aanbevelingen over antitrombotische therapie bij AF zijn gebaseerd op voorspelling van het beroerterisico met de CHADS2 of liever de CHA2DS2VASc score [2]. Aangezien een leeftijd van 75 jaar en ouder in CHA2DS2VASc al twee punten oplevert, moet bij al deze AF patiënten antistollingsbehandeling worden overwogen, mits er geen hoog bloedingsrisico is.
Laplace regressieanalyse is een nieuwe analysemethode om te berekenen hoeveel levensjaren zijn gewonnen of verloren als gevolg van een bepaalde farmacotherapie [3]. Deze studie analyseerde jaren overleving in AF patiënten van 75 jaar en ouder die antiplaatjes- of antistollingstherapie voorgeschreven krijgen. Bovendien werd het effect op mortaliteit vastgesteld van andere cardiovasculaire behandelingen die vaak worden voorschreven in deze patiënten. Hiertoe werden individuele patiëntgegevens gebruikt van individuen die de diagnose AF kregen wanneer zij 75 jaar of ouder waren, in één van 75 eerstelijnsgezondheidscentra in Zweden (gemiddelde follow-up tijd: 3.4 jaar, SD: 2.1, totaal 22735 persoonsjaren risico).
 

Belangrijkste resultaten

  • Laplace regressiemodellen lieten zien dat een significant langere overleving was geassocieerd met behandeling met antistolling ten opzichte van geen behandeling (stijging overleving: 1.95 jaren, 95%CI: 1.43-2.48) en met antistolling vs. antiplaatjes (stijging overleving: 0.78, 95%CI: 0.38-1.18) in mannen en vrouwen samen in sekse-gecorrigeerde modellen.
  • Vergelijkbare toenames van de overleving werden gezien voor thiazides vs. geen behandeling (0.81, 95%CI: 0.43-1.18) en calciumkanaalblokkers vs. geen behandeling (0.83, 95%CI: 0.47-1.18).
  • Een significante interactie met sekse werd gezien bij RAS blokkade en ACE remmers vs.geen behandeling, en verdere analyse toonde aan dat alleen vrouwen een langere overleving hadden met deze middelen (0.61, 95%CI: 0.05-1.18 en 0.66, 95%CI: 0.05-1.27 respectievelijk). Mannen lieten een kortere overleving zien met aldosteronantagonisten vs geen behandeling (-0.96, 95%CI: -1.32 tot -0.60).
  • Er werden geen verschillen gezien in mortaliteit op basis van verschillende CHADS2 en CHA2DS2VASc categorieën, en er werden geen significante verschillen gezien tussen mannen en vrouwen.

Conclusie

Deze analyses laten zien dat behandeling van AF patiënten van 75 jaar en ouder met antistolling geassocieerd is met langere overleving, ten opzichte van geen behandeling of ten opzichte van behandeling met antiplaatjestherapie. Deze resultaten bevestigen dus de superioriteit van anticoagulantia ten opzichte van plaatjesremmende therapie in het verlagen van sterfte in deze patiënten. Dit gold zowel voor mannen als voor vrouwen. Verschillen tussen de seksen werden gezien voor behandeling met aldosteronantagonisten, RAS blokkade en ACE remmers. De meeste bestudeerde medicijngroepen waren geassocieerd met verminderde sterfte wanneer voorgeschreven aan AF patiënten, maar niet alle.
 
Vind dit artikel op  Pubmed
 

References

1. Kannel WB, Wolf PA, Benjamin EJ, Levy D. Prevalence, incidence, prognosis, and predisposing conditions for atrial fibrillation: population-based estimates. Am J Cardiol 1998; 82(8A): 2N–9N.
2. Larsen TB, Lip GY, Skjoth F, et al. Added predictive ability of the CHA2DS2VASc risk score for stroke and death in patients with atrial fibrillation: the prospective Danish Diet, Cancer, and Health cohort
study. Circ Cardiovasc Qual Outcomes 2012; 5: 335–42.
3. Orsini N, Wolk A, Bottai M. Evaluating percentiles of survival. Epidemiology 2012; 23: 770–1.
 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: