Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Plasma creatine kinase-activiteit beïnvloedt plaatjesaggregatie

Literatuur - Horjus DL et al., Sci Rep. 2014

 

Creatine kinase inhibits ADP-induced platelet aggregation

 
Horjus DL, Nieuwland R, Boateng KB, et al.
Sci Rep. 2014 Oct 9;4:6551. doi: 10.1038/srep06551
 

Achtergrond

Bloedingsrisico is in toenemende mate een klinische uitdaging bij gebruik van antiplaatjestherapie, met name in geval van meervoudige medicatie [1-4]. Bloedingen zijn sterk gerelateerd aan nadelige uitkomsten [1,2].
Internationale genootschappen proberen ontwikkeling te bespoedigen van managementstrategieën om bloedingen en daaropvolgende complicaties te verminderen. Tegelijkertijd zorgen artikelen die een hoger bloedingsrisico met plaatjes P2Y12 ADP receptor remmers rapporteren voor onrust [1-4]. Het is vooralsnog onduidelijk waarom sommige personen een groter bloedingsrisico hebben dan anderen.
Deze studie test de hypothese dat inter-individuele verschillen in plasma creatine kinase (CK) activiteit het bloedingsrisico beïnvloedt. Het enzym katalyseert de overdracht van de fosfaatgroep in fosfocreatine naar ATP, wat ook creatine oplevert [5-7]. Na lichaamsbeweging en in patiënten met weefselschade in CK-rijk weefsel is CK activiteit hoog [5,6 ,8]. Bovendien blijkt de inter-individuele variatie in CK activiteit in de algemene bevolking aanzienlijk, en mannen en mensen en Afrikaanse voorouders hebben met name hoge niveaus.
Deze studie onderzocht in gezonde vrijwilligers of plasma CK activiteit ADP-geïnduceerde plaatjesremming remt, daarbij de rol van ADP bij plaatjesactivatie in acht nemend.
 

Belangrijkste resultaten

  • Toevoegen van toenemende doseringen exogeen CK aan plasma van zeven blanke vrouwen met relatief lage endogene CK-activiteit (45-128 IU/L) gaf een sterkere daling van ADP-geïnduceerde plaatjesaggregatie. Toevoegen van CK 4000 IU/L neutraliseerde plaatjesaggregatie volledig.
  • In 9 gezonde mannen, van wie vier van Afrikaanse afkomst, met plasma CK-activiteit variërend van 115-859 IU/L, werden plaatjesaggregatietesten uitgevoerd. Wanneer ADP en creatinefosfaat werden toegevoegd, daalde de ADP-gestimuleerde ‘area under the aggregation curve’ van 415.7 (SE: 113.1) bij baseline tot 66.6 (SE: 16.2). Deze daling was sterker bij hogere endogene CK activiteit (Spearman’s rank correlatiecoëfficient: -0.59, P=0.046).
  • Als proof-of-principle experiment, ging één vrijwilliger intensief sporten om na één dag een hoge CK-activiteit te bereiken (4664 I/L). Hierbij was plaatjesaggregatie volledig afwezig. Na 7 dagen rust waren CK-activiteit en ADP-geïnduceerde plaatjesaggregatie genormaliseerd.  

Conclusie

Deze gegevens suggereren dat hoge plasma CK-waarden plaatjesaggregatie kunnen verminderen. Hoewel vooralsnog hypothese-genererend, hebben deze bevindingen mogelijk klinische betekenis voor patiënten en gezonde individuen met hoge CK activiteit, met name wanneer zij plaatjesremmende of antistollingstherapie krijgen. De hoge plaatjesaggregatie-remmende CK activiteit zoals gezien in deze studie komt voor in de algemene bevolking, en in bepaalde klinische situaties zoals myocardinfarct of bij weefselschade van andere CK-rijke weefsels. Grotere, prospectieve studies moeten vaststellen of hoge plasma CK-activiteit het bloedingsrisico verhoogt en zo ja, bij welke CK-activiteit dit kan optreden, met name bij gebruik van antitrombotische middelen.
 
Vind dit artikel op Pubmed
 

Referenties

1. Eikelboom, J. W. et al. Adverse impact of bleeding on prognosis in patients with acute coronary syndromes. Circulation. 114, 774–782 (2006).
2. Steg, P. G. et al. Bleeding in acute coronary syndromes and percutaneous coronary interventions: position paper by the Working Group on Thrombosis of the European Society of Cardiology. Eur Heart J. Doi:10.1093/eurheartj/ehr204 (2011).
3. Working Group on On-Treatment Platelet Reactivity. Tantry, U. S. et al. Consensus and update on the definition of on-treatment platelet reactivity to adenosine diphosphate associated with ischemia and bleeding. J Am Coll Cardiol. 62, 2261–73 (2013).
4. 2012 Writing Committee Members, Jneid, H. et al. American College of Cardiology Foundation; American Heart Association Task Force on Practice Guidelines. 2012 ACCF/AHA focused update of the guideline for the
management of patients with unstable angina/Non-ST-elevation myocardial infarction (updating the 2007 guideline and replacing the 2011 focused update): a report of the American College of Cardiology Foundation/American Heart Association Task Force on practice guidelines. Circulation. 126, 875–910 (2012).
5. Brewster, L. M., Mairuhu, G., Sturk, A. & van Montfrans, G. A. Distribution of creatine kinase in the general population: implications for statin therapy. Am Heart J. 154, 655–661 (2007).
6. Brewster, L. M. et al. Creatine kinase activity is associated with blood pressure. Circulation. 114, 2034–2039 (2006).
7. Djeza, P. P. & Terzic, A. Phosphotransfer networks and cellular energetics. J Exp Biol. 206, 2039–2047. (2003).
8. Brewster, L. M. & de Visser, M. The significance of increased creatine-kinase activity in the serum of patients without primary neuromuscular disease. Ned Tijdschr Geneeskd. 132, 1081–1083 (1988).
 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: