Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Behandelen naar LDL-deeltjes-streefwaarde geeft betere klinische uitkomst dan LDL-c niveaus

Literatuur - Toth PP et al., Atherosclerosis. 2014 - Atherosclerosis. 2014 Aug;235(2):585-91

 
Cardiovascular risk in patients achieving low-density lipoprotein cholesterol and particle targets

 
Toth PP, Grabner M, Punekar RS et al.
Atherosclerosis. 2014 Aug;235(2):585-91
 

Achtergrond

Een belangrijke strategie om het risico op coronaire hartziekten (CHD) te verlagen is om de hoeveelheid LDL te verlagen. LDL-c heeft jaren als de belangrijkse biomarker voor LDL hoeveelheid gefungeerd. LDL-deeltjesaantal (LDL-P) is een alternatieve maat voor de hoeveelheid LDL, dat direct kan worden bepaald met nucleaire magnetische resonantie spectroscopie, of kan worden geschat op basis van apolipoproteïne B concentraties [1,2].
LDL-c niveaus kunnen aanzienlijk variëren tussen individuen, en in respons op medicijn- en leefstijl-interventies: dus weerspiegelen LDL-c niveaus mogelijk niet altijd nauwkeurig het LDL-gerelateerde risico van een patiënt [3-5]. Dit lijkt met name waar te zijn voor patiënten met type 2 diabetes, metabool syndroom of hypertriglyceridaemie, die vaak LDL-deeltjes hebben die cholesterol-gedepleteerd zijn, klein qua maat, en groot in aantal [4,5]. Met name bij patiënten wiens LDL-P en LDL-c niveaus niet consistent zijn, lijkt LDL-P beter cardiovasculaire (CV) events te voorspellen dan LDL-c nvieaus [6-8]. Diverse expert panels en richtlijnen bevelen al het gebruik van LDL-P doelstellingen aan voor behandeling van sommige patiënten met een risico.
Dit rapport beoogde real-world evidence te verschaffen dat bevestigt dat klinisch management geholpen door LDL-P informatie leidt tot betere CV uitkomsten, door gebruik te maken van een nationaal sample van commercieel verzekerde hoog-risicopatiënten. Patiënten die werden behandeld op basis van LDL-c werden vergeleken met patiënten bij wie LDL-P werd gemeten om de behandelstrategie te bepalen.

 
Belangrijkste resultaten

  • Het risico op een CHD event steeg met ongeveer 4% voor iedere 100 nmol/L stijging van LDL-P (HR: 1.04, 95%CI: 1.02-1.05, P<0.0001 voor diegenen met vs. diegenen zonder een CHD event).
  • Wanneer patiënten werden vergeleken die vergelijkbare vooraf gespecificeerde doelstellingen behaalden voor LDL-c en LDL-P, kregen patiënten in het LDL-P cohort potentere statinebehandeling dan diegenen in het LDL-c cohort.
  • Patiënten in het LDL-c cohort hadden hogere LDL-c, totaal cholesterol, triglyceriden, en niet-HDL-c niveaus, en lagere HDL-c niveaus dan diegenen in het LDL-P cohort, zowel bij baseline als na 12 maanden follow-up.
  • Minder patiënten in het LDL-P cohort maakten een CHD event door, beroerte of de combinatie van CHD en stroke, na 12, 24 en 36 maanden, dan patiënten in het LDL-c cohort. Relatieve risicoreductie voor het gecombineerde CHD/stroke eindpunt was ongeveer 25% in het LDL-P target cohort, na 12 maanden (HR: 0.76, 95%CI: 0.61-0.96), 24 maanden (HR: 0.78; 95% CI: 0.62-0.97), en 36 maanden (HR: 0.75; 95% CI: 0.58-0.97) follow-up.

Download Toth atherosclerosis 2014 CVGK.pptx


Conclusie

Dit is de eerste keer dat een associatie in de klinische praktijk wordt aangetoond tussen LDL-P niveaus en CHD/stroke risico. Stijgingen van LDL-P zijn significant geassocieerd met een hoger risico op CHD events, na correctie voor LDL-c niveaus. Onder hoog-risico patiënten die vergelijkbare niveaus van LDL-P en LDL-c  behaalden (streefwaarden gebaseerd op het 20e populatiepercentiel in de multietnische study van atherosclerose: MESA), kregen diegenen die de LDL-P doelstelling behaalden, aggressievere statinetherapie en hadden zij minder CHD/stroke events. Deze resultaten suggereren dat gebruik van LDL-P niveaus kan helpen om behandelbeslissingen te nemen, en kan resulteren in betere klinische uitkomsten.
 
Klik door naar dit artikel op Pubmed
 

Referenties

1. Jeyarajah EJ, Cromwell WC, Otvos JD. Lipoprotein particle analysis by nuclear magnetic resonance spectroscopy. Clin Lab Med 2006;26:847e70.
2. Cromwell WC, Barringer TA. Low-density lipoprotein and apolipoprotein B: clinical use in patients with coronary heart disease. Curr Cardiol Rep 2009;11:468e75.
3. Otvos JD, Jeyarajah EJ, Cromwell WC. Measurement issues related to lipoprotein heterogeneity. Am J Cardiol 2002;90:22ie9i.
4. Cromwell WC, Otvos JD. Heterogeneity of low-density lipoprotein particle number in patients with type 2 diabetes mellitus and low-density lipoprotein cholesterol <100 mg/dl. Am J Cardiol 2006;98:1599e602.
5. Rosenson RS, Davidson MH, Pourfarzib R. Underappreciated opportunities for low-density lipoprotein management in patients with cardiometabolic risk. Atherosclerosis 2010;213:1e7.
6. Cromwell WC, Otvos JD, Keyes MJ, et al. LDL particle number and risk for future cardiovascular disease in the Framingham Offspring Study e implications for LDL management. J Clin Lipidol 2007;1:2458e64.
7. Otvos JD, Collins D, Freedman DS, et al. Low-density lipoprotein and high density lipoprotein particle subclasses predict coronary events and are favorably changed by gemfibrozil therapy in the Veterans Affairs High- Density Lipoprotein Intervention Trial. Circulation 2006;113:1556e63.
8. Otvos JD, Mora S, Shalaurova I, et al. Clinical implications of discordance between low-density lipoprotein cholesterol and particle number. J Clin Lipidol 2011;5:105e13.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: