Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

HDL-C en restrisico met of zonder lipidenverlagende therapie

Literatuur - Van de Woestijne et al. JACC 2013 - JACC 2013


Low HDL-cholesterol is not a risk factor for recurrent vascular events in patients with vascular disease on intensive lipid-lowering medication.


Van de Woestijne AP, van der Graaf Y, Liem AH, et al.
J Am Coll Cardiol. 2013;62:1834-41
 

Achtergrond

Lage waarden van high-density lipoproteïne cholesterol (HDL-C) zijn een belangrijke risicofactor voor vasculaire aandoeningen, zowel bij gezonde populaties [1-3] als bij patiënten met bekende vasculaire aandoeningen [4-6]. Hoewel deze patiënten al intensief worden behandeld voor risicofactoren, zoals hoge waarden van low-density lipoprotein-cholesterol (LDL-C), hebben ze nog steeds een hoog restrisico op vasculaire events. Laag HDL-C is een risicofactor voor vaataandoeningen, onafhankelijk van LDL-C [7], zelfs als LDL-C op streefwaarde is, en dit is nog steeds zichtbaar bij patiënten met vasculaire ziekte [4,6,8].
Statinestudies bij patiënten met coronaire hartziekte hebben een gebrek aan de omgekeerde relatie tussen HDL-C en het risico van vasculaire events laten zien bij patiënten die (intensieve) statinebehandeling kregen [9,10,11], zij het met een vaste dosis, terwijl volgens de huidige richtlijnen LDL-C wordt behandeld naar streefwaarde, met verschillende doseringen van verschillende statines, waaronder combinatietherapie. Aangezien veel patiënten met klinisch manifest vaatlijden worden behandeld met statines, is het resterende risico van HDL-C bij deze patiënten mogelijk kleiner dan aanvankelijk gedacht.
Deze studie onderzocht het vasculaire risico van laag HDL-C in verhouding tot het gebruik en de intensiteit van lipidenverlagende medicatie bij patiënten met klinisch manifest vaatlijden. Een prospectieve cohortstudie werd uitgevoerd bij 6111 patiënten met manifest vaatlijden. Cox proportionele hazards modellen werden gebruikt om het risico van HDL-C op vasculaire events te evalueren bij patiënten die geen, een gebruikelijke dosering of intensieve lipidenverlagende therapie gebruikten.
 

Belangrijkste resultaten

  • Nieuwe vasculaire events (myocardinfarct, beroerte of vasculaire sterfte) traden op bij 874 personen gedurende een mediane follow-up van 5,4 jaar (interkwartielbereik: 2,9-8,6 jaar).
  • Bij patiënten die geen  lipidenverlagende medicatie kregen op baseline (n=2153), was een 0,1 mmol/l toename van HDL-C geassocieerd met een 5 % lager risico voor alle vasculaire events (hazard ratio [HR]: 0.95; 95% betrouwbaarheidsinterval [CI]: 0,92-0,99) .
  • Bij patiënten die gebruikelijke dosis lipidenverlagende medicatie kregen (n=1910) was er een 6 % verlaagd risico (HR: 0.94, 95% CI: 0,90-0,98) .
  • Bij patiënten die een intensieve lipidenverlagende behandeling kregen (n=2046), was HDL-C echter niet geassocieerd met terugkerende vasculaire events (HR: 1,02, 95% CI: 0,98-1,07) ongeacht het LDL-C-niveau.
  • In hogere HDL-C-kwartielen was het risico op vasculaire events lager bij patiënten op een gebruikelijke dosis lipidenverlagende therapie, vergeleken met het laagste HDL-C kwartiel.
  • Voor patiënten op intensieve lipidenverlagende therapie was het totale risico op vasculaire events lager, vergeleken met patiënten die geen of een gebruikelijke dosis kregen, maar er was geen relatie tussen HDL-C en vasculair risico in die groep.
 
Download Vd Woestijne_SMART_cvgk.pptx

Conclusie

HDL-C niveaus zijn gerelateerd aan het risico van nieuwe cardiovasculaire events bij patiënten met klinisch manifest vaatlijden die worden behandeld met een gebruikelijke dosis lipidenverlagende therapie, maar niet bij patiënten die worden behandeld met intensieve lipidenverlagende therapie, ongeacht het LDL-C.
 

Redactioneel commentaar [12]

Dit onderzoek suggereert dat de meting van HDL-C in patiënten met vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire aandoeningen die worden behandeld met intensieve LDL-C verlaging niet langer toekomstige cardiovasculaire events voorspelt. De 'HDL hypothese' stelt dat het verhogen van HDL-C hart- en vaatziekten voorkomt, maar dit wordt de laatste tijd aangevochten. Huidige richtlijnen voor de preventie en behandeling van cardiovasculaire aandoeningen moeten zich blijven richten op LDL-C als het belangrijkste therapeutische doel. Non-HDL-C (dwz de som van apo B-bevattende lipoproteïnen) of apo B zelf zijn ook solide therapeutische doelen. Er is weinig support van klinische studies waarin wordt geprobeerd het HDL-C farmacologisch te verhogen. Tot op heden is het bewijs uit studies op zijn best neutraal; in het slechtste geval is er sprake van schade. Het oorzakelijke verband tussen HDL-C en hart- en vaatziekten moet wellicht worden heroverwogen. Betere biomarkers van de functie van HDL moeten worden ontwikkeld en getest in klinische studies.
Voorlopig wordt het concept van HDL-C als vertegenwoordiger van een belangrijk deel van het resterende cardiovasculair risico bij patiënten op een geschikte statinedosis niet goed ondersteund door data.
 
Vind deze publicatie online
 

Referenties

1. Castelli WP, Garrison RJ, Wilson PW, et al. Incidence of coronary heart disease and lipoprotein cholesterol levels. The Framingham Study. JAMA 1986;256:2835–8.
2. Sharrett AR, Ballantyne CM, Coady SA, et al. Coronary heart disease prediction from lipoprotein cholesterol levels, triglycerides, lipoprotein (a), apolipoproteins A-I and B, and HDL density subfractions-The Atherosclerosis Risk in Communities (ARIC) Study. Circulation 2001;104:1108–13.
3. Di Angelantonio E, Sarwar N, Perry P, et al. Major lipids, apolipoproteins, and risk of vascular disease. JAMA 2009;302:1993–2000.
4. Hajer GR, van der Graaf Y, Bots ML, et al. Low plasma HDL-c, a vascular risk factor in high risk patients independent of LDL-c. Eur J Clin Invest 2009;39:680–8.
5. Pekkanen J, Linn S, Heiss G, et al. Ten-year mortality from cardiovascular disease in relation to cholesterol level among men with and without preexisting cardiovascular disease. N Engl J Med 1990;322:1700–7.
6. Sacks FM, Tonkin AM, Craven T, et al. Coronary heart disease in patients with low LDL-cholesterol: benefit of pravastatin in diabetics and enhanced role for HDL-cholesterol and triglycerides as risk factors. Circulation 2002;105:1424–8.
7. Fruchart JC, Sacks F, Hermans MP, et al. The Residual Risk Reduction Initiative: a call to action to reduce residual vascular risk in patients with dyslipidemia. Am J Cardiol 2008;102:1–34K.
8. Seo SM, Choo EH, Koh YS, et al. High-density lipoprotein cholesterol as a predictor of clinical outcomes in patients achieving lowdensity lipoprotein cholesterol targets with statins after percutaneous coronary intervention. Heart 2011;97:1943–50.
9. Ridker PM, Genest J, Boekholdt SM, et al. HDL cholesterol and residual risk of first cardiovascular events after treatment with potent statin therapy: an analysis from the JUPITER trial. Lancet 2010;376: 333–9.
10. Sacks FM, Moye LA, Davis BR, et al. Relationship between plasma LDL concentrations during treatment with pravastatin and recurrent coronary events in the Cholesterol and Recurrent Events trial. Circulation 1998;97:1446–52.
11. Ray KK, Cannon CP, Cairns R, Morrow DA, Ridker PM, Braunwald E. Prognostic utility of apoB/AI, total cholesterol/HDL, non-HDL cholesterol, or hs-CRP as predictors of clinical risk in patients receiving statin therapy after acute coronary syndromes: results from PROVE IT-TIMI 22. Arterioscler Thromb Vasc Biol 2009;29:424–30.
12. Genest J. HDL and Residual Cardiovascular Risk: De minimis non curat medicus? Or: The COURAGE to be SMART. J Am Coll Cardiol. 2013;62:1842-44
 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: