Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

HDL-deeltjesconcentratie voorspelt resterend CVD risico mogelijk beter dan HDL-c

Literatuur - Mora S, Glynn RJ, Ridker PM - Circulation. 2013 Sep 10;128(11):1189-97


High-density lipoprotein cholesterol, size, particle number, and residual vascular risk after potent statin therapy.

 

Mora S, Glynn RJ, Ridker PM
Circulation. 2013 Sep 10;128(11):1189-97. doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.113.002671
 

Achtergrond

Het resterende CVD risico in statinebehandelde individuen heeft de interesse voor therapeutische interventies richting het moduleren van HDL-c niveaus gedreven. Zowel experimentele studies als grootschalige trials hebben deze mogelijkheid verkend. Tot op heden heeft het verhogen van HDL-c nog niet tot een vermindering van CV events [1-3] of atherosclerose [4] geleid.
Mogelijk is HDL-c niet de beste klinische maat voor HDL. Een analyse van Justification for the Use of statins in Prevention: an Intervention Trial Evaluating Rosuvastatin (JUPITER) heeft het gangbare idee dat lage HDL-c niveaus een belangrijke risicofactor vormen voor restrisico bij statinebehandelde mensen in twijfel getrokken [5,6]. In JUPITER, bleek on-treatment HDL-c geen voorspellende waarde te hebben bij statinegebruikers, terwijl dit wel het geval was bij diegenen die placebo gebruiken. On-treatment apolipoprotein A-I (apoA-I) en triglyceriden bleken ook geen waarde te hebben voor de voorspelling van resterend risico 7].
Chemisch gemeten HDL-c evalueert het cholesterol dat wordt gedragen door HDL-deeltjes. Dit reflecteert mogelijk niet geheel de HDL-gerelateerde cardioprotectie. HDL functie, grootte of de concentratie (het aantal) HDL-partikels (HDL-P) zijn daarom opgeworpen als betere klinische markers van HDL. Er is echter weinig bekend over de impact van statinebehandeling op andere HDL-maten dan HDL-c.
Dit artikel rapporteert de evaluatie van of resterend CVD risico beter wordt verklaard door HDL-P in vergelijking tot HDL-c, gebruikmakend van JUPITER data. In JUPITER, potente statinetherapie of placebo werden gerandomiseerd toegekend aan een primaire preventiepopulatie die zeer lage LDL-c niveaus had bereikt.
 

Belangrijkste resultaten

  • HDL-P correleerde slechts matig met HDL-c op baseline (r=0.55, P<0.0001) en na 1 jaar statinebehandeling (r=0.63, P<0.0001). HDL-P correleerde sterker met apoA-I op baseline (r=0.69, P<0.0001) en na 1 jaar statinebehandeling (r=0.72, P<0.0001).
  • Rosuvastatin 20 mg/d verminderde LDL-c met 51 mg/dL (49%) en verhoogde HDL-c met 3 mg/dL en apoA-I met 3 mg/dL. HDL grootte was toegenomen met 0.1 nm, en HDL-P met 1.3 µmol/L (P<0.0001 voor allen).
  • Onder rosuvastatingebruikers,was baseline HDL-P statistisch significant geassocieerd met CVD events (0.78, 95%CI: 0.61-0.99 per 6.32 µmol/L), terwijl er geen significante associaties werden gezien voor baseline HDL-c, apoA-I of HDL grootte.
    On-treatment HDL-P in rosuvastatinbehandelde individuen was significant en iets sterker geassocieerd met CVD (0.73, 95%CI: 0.57-0.93, P=0.01) dan HDL-c (0.82, 95%CI:0.63-1.08, P=0.16) of apoA-I (0.86, 95%CI: 0.67-1.10, P=0.22).
  • Over het algemeen werden vergelijkbare patronen van associaties gezien voor mannen en vrouwen.
  • Verdere correcties voor hsCRP en LDL-deeltjesconcentratie veranderden de associatie van HDL-P en CVD niet.
 

Conclusie

Deze studie suggereert dat HDL-P een betere marker van resterend risico kan zijn dan HDL-c of apoA-I bij individuen die potente statinetherapie ontvangen en daarmee zeer lage LDL-c niveaus bereiken. HDL-P lijkt minder gecorreleerd te zijn aan factoren die de associatie tussen HDL-c met CVD beïnvloeden. Bovendien reflecteert HDL-P mogelijk beter dan HDL-c de grotere reverse cholesterol transport capaciteit en andere functionele eigenschappen.
Aangezien deze studie observationeel was en daarom slechts hypothesegenererend, moeten toekomstige studies de verschillende functionele eigenschappen van HDL in relatie tot HDL-P, HDL grootte en andere maten van HDL onderzoeken, en hoe deze worden beïnvloed door therapieën die gericht zijn op HDL.
 

Referenties

1. Barter PJ, Caulfield M, Eriksson M, et al. ILLUMINATE Investigators. Effects of torcetrapib in patients at high risk for coronary events. N Engl J Med. 2007;357:2109–2122.
2. Boden WE, Probstfield JL, Anderson T, et al. Niacin in patients with low HDL cholesterol levels receiving intensive statin therapy. N Engl J Med. 2011;365:2255–2267.
3. Schwartz GG, Olsson AG, Abt M, et al. dal-OUTCOMES Investigators. Effects of dalcetrapib in patients with a recent acute coronary syndrome. N Engl J Med. 2012;367:2089–2099.
4. Nissen SE, Tardif JC, Nicholls SJ, et al; ILLUSTRATE Investigators. Effect of torcetrapib on the progression of
coronary atherosclerosis. N Engl J Med. 2007;356:1304–1316.
5. Barter P, Gotto AM, LaRosa JC, et al; Treating to New Targets Investigators. HDL cholesterol, very low levels of LDL cholesterol, and cardiovascular events. N Engl J Med. 2007;357:1301–1310.
6. Fruchart JC, Sacks F, Hermans MP, et al. The Residual Risk Reduction Initiative: a call to action to reduce residual vascular risk in patients with dyslipidemia. Am J Cardiol. 2008;102(10 suppl):1K–34K.
7. Mora S, Glynn RJ, Boekholdt SM, et al. On-treatment non-high-density lipoprotein cholesterol, apolipoprotein B, triglycerides, and lipid ratios in relation to residual vascular risk after treatment with potent statin therapy: JUPITER (Justification for the use of statins in prevention: an intervention trial evaluating rosuvastatin). J Am Coll Cardiol. 2012;59:1521–1528.
 

Klik door naar dit artikel op Pubmed

Deel deze pagina met collega's en vrienden: