Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Therapietrouw beïnvloedt klinische uitkomst, maar het omgekeerde is ook waar

Literatuur - Böhm M, Schumacher H, Laufs U - Am Heart J. 2013 Aug;166(2):306-314


Effects of nonpersistence with medication on outcomes in high-risk patients with cardiovascular disease.

 
Böhm M, Schumacher H, Laufs U et al.
Am Heart J. 2013 Aug;166(2):306-314.e7. doi: 10.1016/j.ahj.2013.04.016.
 

Achtergrond

Angiotensin-converting enzyme (ACE)-inhibitors en angiotensinereceptorblokkers (ARBs) bieden een effectieve secundaire preventive bij individüen die een cardiovasculair event hebben doorgemaakt. Slechte therapietrouw kan het risico op CV aandoeningen en sterfte verhogen bij hypertensie [1-3], na een acuut coronair syndroom [3-6] en hartfalen [7-9].
De invloed van CV events op therapietrouw is niet onderzocht. De Ongoing Telmisartan Alone and in combination with Ramipril Global Endpoint Trial (ONTARGET) beoogde de effecten van therapietrouw op CV uitkomsten te bestuderen in een grote populatie van hoogrisico patiënten, en omgekeerd, of niet-fatale events therapietrouw beïnvloeden. 25260 patiënten werden gerandomiseerd naar telmisartan 80 mg, ramipril 10 mg of een combinatie van beide middelen, en werden iedere 6 maanden gezien, tot maximaal 5.5 jaar. Slechte therapietrouw was gedefinieerd als voortijdig en permanent stoppen met de studiemedicatie.
 

Belangrijkste resultaten

  • 4629 patiënten (18.1%) stopten de studiemedicatie voor het laatste bezoek of sterfte. Van hen was 18.8% eerder al eens tijdelijk met de medicatie gestopt. Van de 20991 therapietrouwe patiënten had 11.5% een tijdelijke onderbreking.
  • De meeste afbrekingen (33.7%) kwamen voor in het eerste studiejaar, en het aantal patiënten dat de studiemedicatie niet nam, steeg in de loop van de tijd.
  • In een Cox model dat rekening houdt met de duur dat een patiënt medicatie wel of niet innam, hadden niet-therapietrouwe patiënten een significant hoger risico op CV sterfte en ziekenhuisopname voor chronisch hartfalen  dan therapietrouwe patiënten. Ze hadden geen ander risico voor MI en beroerte.
  • Therapietrouw was het hoogst in patiënten die geen events doormaakten, terwijl bij patiënten met CV aandoeningen therapietrouw beter was als het event vroeg gebeurde, terwijl therapietrouw beter was wanneer ze het event pas later kregen. Een groter aantal aandoeningen had een verdere negatieve invloed op therapietrouw.
  • Patiënten die waren gestopt met de medicatie na een eerste event maakten vervolgens meer events door (adjusted HRs vs. persistent patients: 1.54, 95%CI: 1.13-2.11, P=0.0004) dan patiënten die al stopten voordat ze een event doormaakten (adjHR vs. persistent) (HR: 1.31, 95%CI: 1.16-1.48, P<0.0001).
  • Bij niet-therapietrouwe patiënten kon 54% van het stoppen met de medicatie worden verklaard door nadelige gebeurtenissen. Bij patiënten die met de medicatie stopten voordat ze een event kregen, werd geen verschil gezien tussen of mensen stopten als gevolg van een nadelig event of door andere oorzaken.
 

Download CVGK Bohm AHA 2013.pptx



Conclusie

Patiënten die niet therapietrouw waren aan een beschermende therapie lieten meer CV events zien. Aandoeningen kunnen echter niet alleen optreden als gevolg van een gebrek aan therapietrouw, andersom lijkt een slechte therapietrouw ook het gevolg van een eerder doorgemaakte niet-fatale aandoening. Een vicieuze cirkel ontwikkelt hierdoor, met een hoger risico op toekomstige CV aandoeningen tot gevolg. Het identificeren van verminderde therapietrouw in deze hoogrisicogroepen kan daarom helpen om het aantal CV events te verminderen.
 

Referenties

1. Mazzaglia G, Ambrosioni E, Alacqua M, et al. Persistence to antihypertensive medications and cardiovascular morbidity among newly diagnosed hypertensive patients. Circulation 2009;120: 1598-605.
2. Chobanian A. Impact of nonpersistence to antihypertensive therapy. Circulation 2009;120:1558-60.
3. Simspon S, Eurich DT, Majumdar SR, et al. A meta-analysis of the association between persistence to drug therapy and mortality. Br Med J 2006;333:15.
4. Coronary Drug Project Research Group. Influence of persistence to treatment and response of cholesterol on mortality in the coronary drug project. N Engl J Med 1980;303:1038-41.
5. Horwitz RI, Viscoli CM, Berkman L, et al. Treatment persistence and risk of death after a myocardial infarction. Lancet 1990;336:542-5.
6. Rasmussen J, Chong A, Alter D. Relationship between persistence to evidence-based pharmacotherapy and long-term mortality after acute myocardial infarction. JAMA 2007;297:177-86.
7. Bennett SJ, Huster GA, Baker SL, et al. Characterization of the precipitants of hospitalization for heart failure decompensation. Am J Crit Care 1998;7:168-74.
8. Ghali JK, Kadakia S, Cooper R, et al. Precipitating factors leading to decompensation of heart failure: traits among urban blacks. Arch Intern Med 1988;148:2013-6.
9.Granger BB, Swedberg K, Ekman I, et al, CHARM investigators. Persistence to candesartan and placebo and outcomes in chronic heart failure in the CHARM programme: double-blind, randomized, controlled clinical trial. Lancet 2005;366:2005-11.
 

Klik door naar dit artikel op Pubmed
 

Deel deze pagina met collega's en vrienden: