Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Bètablokkers krijgen de schuld van allerlei bijwerkingen. Meestal is dit onterecht.

Literatuur - Barron AJ, Zaman N, Cole GD, et al. - Int J Cardiol. 2013 Jun 21


Systematic review of genuine versus spurious side-effects of beta-blockers in heart failure using placebo control: Recommendations for patient information.

 
Barron AJ, Zaman N, Cole GD, et al.
Int J Cardiol. 2013 Jun 21. doi: 10.1016/j.ijcard.2013.05.068
 

Achtergrond

Betablokkers verbeteren de overleving van patiënten met chronisch hartfalen aanzienlijk [1,2]. De inname ervan is echter matig [3]. De perceptie van patiënten en artsen ten aanzien van bijwerkingen speelt hier mogelijk een rol bij. Het ervaren van bijwerkingen door de patiënt betekent niet automatisch dat het medicijn inderdaad farmacologisch bijwerkingen induceert. Een goedbedoelde waarschuwing van een arts over een mogelijke bijwerking kan de patiënt conditioneren dat ieder nieuw symptoom een bijwerking is van het medicijn.
Het zou nuttig zijn over een uiteenzetting van betrouwbaar bewijs te beschikken over welke bijwerkingen kunnen worden veroorzaakt door bètablokkers bij patiënten met hartfalen. Kwantitatieve informatie over de waarschijnlijkheid dat een gerapporteerde bijwerking ook echt een gevolg van het middel is, zou ook zinnig zijn.
Dit systematische review onderzocht daarom 13 dubbelblinde gerandomiseerde en gecontroleerde studies (RCTs), waarin pati”neten en artsen niet wisten wie het medicijn (n=7836) of placebo (n=7547) kreeg.
 

Belangrijkste resultaten

  • Voor 21 van de 33 gedocumenteerde bijwerkingen was er geen significant verschil tussen de bètablokker- en de placeboarm, waaronder impotentie, gewichtstoename, posturale hypotensie en hoofdpijn.
  • 6 Bijwerkingen werden vaker gerapporteerd in de placeboarm, te weten depressie, insomnia, verslechtering van hartfalen, palpitaties, pijn op de borst en tachycardie.
  • Slechts 5 bijwerkingen kwamen vaker voor in de bètablokkerarm dan in de placeboarm. Deze werden in meer detail geanalyseerd. Er werk een ‘proportie symptomen niet-farmacologisch’ berekend om te beschrijven hoeveel van de bètablokker-gebruikers die een bijwerking rapporteerden, deze ook hadden gehad als zij placebo hadden gekregen.
  • Van de 100 patiënten die duizeligheid ontwikkelde, zouden 81 (95%CI: 73-89, P<0.01) dit ook hebben ervaren op placebo. Bètablokkers zijn daarom verantwoordelijk voor duizeligheid in slechts 19 van elke 100 patiënten. Voor diarree was deze proportie 83 (CI 68–98, P< 0.01), voor claudicatio intermittens 41 (CI 2–81, P<  0.01), en voor bradycardie 33 (CI 21–44, P<  0.01).
  • Mensen in de bètablokker-arm onttrokken zich niet vaker aan de studie dan in de placebo-arm. Sterker nog, zij onttrokken zich 20% minder vaak.
  • Ernstige bijwerkingen kwamen voor in 22.1% van de patiënten die een bètablokker kregen, ten opzichte van 25.6% met een placebo. Een bètablokker toegewezen krijgen verminderde daarom het risico met 16% (95%CI: 4-27%, P=0.01).
 

Conclusie

RCTs in de geneeskunde zijn een manier om op betrouwbare wijze vast te stellen of een behandeling werkt. Eenzelfde concept zou moeten worden toegepast op informatie die aan patiënten wordt gegeven over bijwerkingen. Deze studie laat zien dat het merendeel van de bijwerkingen die gerapporteerd worden na bètablokkergebruik voor behandeling van hartfalen, niet worden veroorzaakt door de bètablokker per se. Voor slechts 2 van de 33 gerapporteerde bijwerkingen, bradycardie en claudicatio intermittens, had de meerderheid van de mensen die eraan lijden dit inderdaad als gevolg van het medicijn. Voor 3 bijwerkingen was het medicijn echt verantwoordelijk in 1 op de 4 patiënten die er last van hadden. Voor de overige 28 bijwerkingen was geen bewijs dat het medicijn ze vaker doet voorkomen dan placebo. Deze meta-analyse onderschrijft hun rapportage voor hartfalenpatiënten dus niet. De huidige conventie om incorrecte informatie te verschaffen kan de inname van medicijnen belemmeren alsmede het bereiken van een streefdosis. De therapeutische voordelen worden dus gehinderd.
Dit artikel gaat gepaard met een te downloaden spreadsheet waarmee een arts gemakkelijk de proportie van mensen die last hebben van een symptoom, die dit ook zonder de medicatie zouden hebben ervaren kan berekenen op grond van een of meer RCTs.
 

Referenties

1. CIBIS II Study Group. The cardiac insufficiency bisoprolol study II (CIBIS II): a randomized trial. Lancet 1999;353:9–13.
2. PackerM, Fowler MB, Roecker EB, et al. Effect of carvedilol on the morbidity of patients with severe chronic heart failure: results of the carvedilol prospective randomized cumulative survival (COPERNICUS) study. Circulation 2002;106(17):2194–9.
3. Cleland JG, McDonagh T, Rigby AS et al. National Heart Failure Audit Team for England and Wales. The national heart failure audit for England and Wales 2008–2009. Heart Jun 2011;97(11):876–86.
 

Klik door naar dit artikel op Pubmed

Deel deze pagina met collega's en vrienden: